Het zijn niet de omstandigheden die ons vormen; wij vormen zelf onze omstandigheden.

Perceptual Control Theory (PCT) 1Behavior: the control of perception is de titel van het boek dat electrotechnicus en psycholoog William T. Powers in 1973 publiceerde, waarin de grondbeginselen van PCT uiteen worden gezet. De theorie heeft haar oorsprong in de cybernetica. is een wetenschappelijke theorie die helpt om te verklaren en te begrijpen hoe mensen werken. Kern van de PCT is dat levende organismen (dus ook mensen) er voortdurend naar streven om hun doelen te verwezenlijken. Die doelen noemen we percepties. Dat streven naar doelen werkt volgens het mechanisme van een controlesysteem met negatieve feedback (zie figuur 1).

Controlesysteem
Figuur 1: Schematische weergave van het controlesysteem in de PCT. Figuur aangepast naar McClelland & Mansell, 2019., met toestemming

Je hebt een bepaald doel, een beeld van hoe je zou willen dat je ervaring is (de referentie) en je hebt een beeld van hoe de toestand nu is (de waarneming nu, de input). Op het moment dat er een verschil is (error) tussen hoe je ervaring is en hoe je zou willen dat deze is, kom je in actie (handelen, output) door willekeurig iets te veranderen in je systeem (je doelen bij te stellen) of je ervaring te veranderen (door in je omgeving te handelen). Het negatieve van negatieve feedback betekent dat het gaat om het verminderen van de error.

Op het moment dat je ervaring gelijk is aan het doel (er is geen verschil), dan stop je met veranderen of handelen. 

Het controlesysteem laat zien hoe de interactie tussen binnenwereld en buitenwereld plaatsvindt. Door de buitenwereld te veranderen, kan je de controle over percepties (de binnenwereld) bewerkstelligen.

Belangrijk om hier te weten is dat we doelen zien als percepties: een bepaalde gewenste ervaring. In de PCT worden percepties onderverdeeld in verschillende niveaus, in een hiërarchie. Die hiërarchische organisatie van percepties maakt zeer complexe controle mogelijk. In figuur 1 zie je hoe dit één systeem is uit een laag van controlesystemen. De bovenliggende en onderliggende lagen bestaan ook uit controlesystemen.

Controle is de ervaring dat het je lukt je doel te bereiken. Op het moment dat je controle ervaart, voel je vertrouwen, kalmte. Een verstoring van die controle (door andere invloeden of door veranderingen in jezelf) kun je meestal gewoon aan, je verandert je doelen of je handelt zodat de controle hersteld wordt. Controle kun je in de taal terugvinden als vertrouwen of grip hebben.

Door controle te zien als de kern van hoe mensen werken, kun je veel meer begrijpen van wat eerst losse elementen leken in de psychologie.

  • Een kloppend model van hoe mensen werken gaat uit van een voortdurend proces. Er is in dit systeem geen stilstand, geen begin en geen einde. Controle is een voortdurend, continu proces.
  • Doelen zijn van groot belang omdat je anders geen controle kan uitoefenen: als je geen beeld hebt van hoe je het wil hebben, kun je geen richting geven aan je handelen.
  • Een goede perceptie van hoe je situatie nu is, is nodig om controle te hebben; je moet immers het verschil ervaren tussen hoe het is en hoe het zou moeten zijn. Wat gebeurt er als je jezelf voor de gek houdt?
  • Vrijheid heeft betekenis als de ruimte die je hebt om je doelen na te streven, de mogelijkheden die je hebt om te handelen. Met beperkte vrijheid, heb je minder ruimte voor controle.
  • Interactie tussen persoon en omgeving is niet langer een abstract begrip: je verandert je omgeving en daarmee je perceptie.
  • Als je geen controle hebt terwijl je het wel zou willen hebben, dan merk je dat op als stress, onrust. Alle ‘negatieve’ gevoelens kunnen we zo begrijpen als verlies of beperkingen in de controle.
  • Alle ‘positieve’ gevoelens kunnen we begrijpen als winst van controle: het lukt je, je plan werkt, je doel komt dichterbij.
  • Bewustzijn (gewaarzijn) speelt een grote rol in dit systeem omdat ze de veranderingen bínnen het systeem mogelijk maakt. Als handelen in de omgeving niet helpt, dan ‘sta je stil’ en bedenk je iets nieuws.

Vanuit de PCT begrijp je dat het niet de dingen zijn die ons iets laten doen, of onze omgeving die ons ergens toe aanzet. We handelen altijd vanuit onze eigen doelen, in interactie met de omgeving en de doelen van andere organismen in die omgeving.

Wie mensen wil begrijpen hoeft dus niet op zoek naar de ideale omstandigheden om bepaald gedrag te ‘stimuleren’. “Stimulus”, “Bekrachtigen”, “Belonen”, “Straffen” zijn termen vanuit het lineaire stimulus-responsmodel waar het procesgerichte PCT recht tegenover staat. Belonen en straffen ‘werkt’ alleen als dit de controle van het organisme verbetert of vermindert. Het zijn niet de omstandigheden die ons vormen; wij vormen zelf onze omstandigheden. Als iemand zich niet goed voelt in een bepaalde context, dan is de vraag vanuit PCT of diegene genoeg mogelijkheden heeft tot controle, om zelf de context te veranderen of zijn eigen doelen bij te stellen.

Vanuit PCT mensen begrijpen we mensen vanuit hun streven naar controle. Dat is wat levende wezens doen: ze geven actief hun eigen ervaring vorm en bereiken zo hun doelen.

Lees meer over PCT in de artikelen op deze site.