Prefectionisme

Steengravure in het Ishak Pasha paleis, Oost-Turkije. Foto Eva de Hullu

Dit artikel verscheen in mei 2021 in de Psycholoog, tijdschrift van het Nederlands Instituut voor Psychologen.

“Geachte collega,

Patiente merkt het laatste jaar dat ze vastloopt: veel stress/spanningen, omdat ze bepaalde dingen niet zo goed doet als ze anders deed. Is prefectionist. Ze heeft coaching gehad, echter hiermee niet gelukt het om te vormen.

Graag hulp aan patiente bij haar perdectionisme.”

Terugkijkend vind ik het hilarisch dat mijn overigens zeer capabele huisarts erin slaagt om perfectionisme in haar verwijsbrief op twee manieren verkeerd te schrijven. Toen kon ik er niet om  lachen. Ik kon nergens meer om lachen. Ik zette mij elke ochtend achter mijn laptop en wist niet meer waar ik het voor deed. Een project mislukte en ik vond dood zijn een aantrekkelijker idee dan verder te gaan met werken. Sinds het plotseling overlijden van mijn vader enkele maanden eerder leek het hele leven zo grauw als de winter om me heen. Minder uren werken, minder taken dragen, niets werkte om me er weer bovenop te helpen. Coaching leek me zinloos, wat ik achter de rug had was kortstondig nuttig geweest maar had weinig diepgang. Ik wilde echte hulp.

Ik maakte een lijstje met de mogelijkheden voor psychologische hulp in de buurt en kwam daar mijn perfectionisme nogal tegen. Een hulpverlener koos ervoor om comic sans als lettertype op haar site te gebruiken: dat kan niet goed zijn. Een psycholoog zette haar christelijke signatuur voorop: die viel af. Opzichtig pronken met registraties en titels: laat maar zitten. Ik hield twee mogelijkheden over waar ik me op de wachtlijst liet plaatsen en belandde zo uiteindelijk bij een schematherapeut.

In therapie bleek mijn perfectionisme me meer op te leveren dan dwars te zitten. In een levensloopbeschrijving bracht ik zelf alvast de kernthema’s in kaart. Ik werkte een boek over schematherapie door en ontdekte hoe verschillende kanten van mezelf elkaar hielpen en dwars zaten. Met een paar sessies EMDR kon ik pijnlijke momenten uit het verleden veel milder ervaren. Sneller dan verwacht was ik er wel klaar mee. Deze tweede winter voelde zachter, levendiger en minder doods. Ik was weer stabiel en voelde me sterker dan jaren tevoren. Maar geen centimeter minder perfectionistisch.

In de loop van dat jaar in therapie leerde ik via een toevallige ontmoeting de Perceptual Control Theory (PCT) kennen. Ik volgde een cursus Method of Levels en mijn perfectionisme zat me deze keer niet in de weg, maar dreef me in het steeds verdergaand ontdekken van deze effectieve methode van gesprekstherapie en de complexe maar boeiende theorie daarachter: de PCT. 

In eerder postdoctoraal onderwijs – een intensieve cursus cognitieve gedragstherapie –  had ik vooral last van mijn perfectionisme. En mijn docenten ook. Ik wilde alles snappen, wees aan wat er niet klopte, raakte in de war van inconsistente ideeën en in conflict met slordige docenten. Mijn opleiding bleef zo steken bij de basiscursus zonder motivatie me ooit verder te verdiepen in het dominante therapiemodel in de ggz.

Nu ik me op eigen houtje verdiepte in de PCT was de ervaring totaal anders. Mijn perfectionisme was hierin geen last maar een teken van een goed werkende machine. Als ik iets las en nog niet snapte, dan las ik meer, horizontaal, verticaal, diagonaal. Ik tekende figuren na en verbeterde ze, probeerde simulatiemodellen uit en mijn hersenen draaiden anderhalf jaar op volle toeren. Ik dacht aan niets anders en wilde nergens anders over praten. Als je begrijpt hoe controle van perceptie werkt, dan zie je het overal. Wie wil er nou niet begrijpen hoe mensen werken? Lang niet iedereen, kan ik achteraf zeggen. Het diepgaand leren kennen van een verklaringsmodel zoals de PCT betekende dat mijn hele denken werd gereorganiseerd en dat heeft grote gevolgen.

Mijn werk bracht me voortdurend spanning omdat ik, hoe hard ik mijn best ook deed, het nooit goed genoeg kon doen voor mezelf. Ik wil wat ik uitleg begrijpen, maar als ik me verdiepte in de kennis die ik moest overdragen dan stuitte ik op los zand. Als ik uitlegde hoe de leertheorie werkte aan de hand van klassieke en operante conditionering kon ik alleen voorbeelden met honden en ratten gebruiken, want voor mensen gingen de principes toch vaak niet op. Verhalen die de basis vormen voor de psychologie zoals het Stanford Prison experiment, bleken vertekend en vervalst. Resultaten waar een onderzoeksveld rondom werd opgetuigd, waar ik in mijn promotieonderzoek naar cognitieve vertekeningen naar verwees, leken te mooi om waar te zijn en wat we zelf vonden kwam er niet bij in de buurt. Proefpersonen hielden zich nooit aan instructies en deden nooit wat je verwachtte. Statistiek was een manier om de nietigheid van resultaten te verhullen. Gesprekken met collega’s gingen over alles behalve de inhoud van ons vak. Alles wat ik wist voelde als onbelangrijke ruis. 

Nu, drie jaar na het moment dat ik mijn laptop dichtklapte omdat ik liever dood wilde dan doorwerken, zie ik hoe ik toen vastliep met mijn perfectionisme, maar perfectionisme niet het probleem was. Dat er zoveel niet klopte was het probleem. Wat ik zocht in de psychologie was begrip van hoe mensen werken, maar dat doel leek steeds verder weg te raken in de wirwar van saai onderzoek, slordige artikelen, gemakzuchtig onderwijs en inconsistente ideeën. Ik kreeg het niet voor elkaar en dacht dat het aan mij lag, dat ik het niet goed genoeg begreep. Ik wilde alles geven voor mijn werk maar mijn werk klopte niet met wat ik voelde en hoe ik wilde zijn.

Perfectionisme betekent dat je gevoelig bent voor signalen dat iets klopt of niet. Dat je fouten opmerkt en wilt verbeteren omdat het dan rustiger voelt. Dat je doorgaat tot je het gevoel hebt dat het goed is. Als het dan nooit goed is, ga je altijd door en daarin dreigt overspanning en burn-out. Mensen adviseren dan vaak om het rustiger aan te doen, niet zoveel op je te nemen, de lat wat lager te leggen. Maar ik denk nu dat dat niet het beste advies is: het kan ook zijn dat je gevoel dat het niet goed is, betekent dat er iets groots niet klopt en dat je gevoel terecht is. Dat er veel moet veranderen. 

Het merken of iets wel of niet klopt is een belangrijk concept in de PCT: je hebt controle door voortdurend de toestand van hoe iets nu is, te vergelijken met hoe je iets wilt hebben. Het verschil daartussen is de error. Die error herken je aan het gevoel dat het nog niet goed is, de drive om nog even door te gaan en de wil om een fout te verbeteren. Ik had (en heb) de lat hoog liggen: Ik wil begrijpen hoe het werkt met mijn hoofd, hart en handen. Ik wil weten en voelen tegelijk. Als ik in mijn hele wezen ervaar dat iets niet goed is, dan betekent dit dat mijn ervaring zoals het nu is niet is zoals ik deze zou willen hebben. Dan moet ik doen wat ik kan om de ervaring goed te maken, of anders moet ik mijn hogere doelen – wie ik wil zijn of wat ik belangrijk vind – bijstellen. Als mijn hele wezen protesteert, moet ik dat hele wezen de ruimte geven om het goed te maken.

Langzaam maar zeker merkte ik dat ik een nieuw bouwwerk van kennis aan het opbouwen was, waarin alle kennis van mijn studie, promotie en werk herschikt en opgeruimd werd. Dit PCT bouwwerk biedt me nu ruimte om wetend te voelen en voelend te weten. Ik toets het bouwwerk voortdurend aan wat ik leer, lees, ervaar. Ik geniet van gesprekken met mensen die dezelfde taal spreken, met dezelfde mechanismen in beeld. Ik kan geen krantenartikel lezen zonder een kruisje in de zijlijn: dit gaat over controle!

Als alles nu goed was voor mij, dan zou je dat aan me merken doordat ik kalm en rustig was. Maar dat ben ik zelden. Integendeel: ik worstel niet meer met perfectionisme maar wel met voortdurende onrust. Ik heb last van de hoeveelheid onzin, de kromme redeneringen, de goede bedoelingen met desastreuze gevolgen in de psychologie. Vooral het idee dat mensen denken dat ze voor anderen kunnen bepalen wat goed is, als we maar genoeg data verzamelen. Ik vind het fijn het zelf te snappen maar ik wil ook graag dat anderen hetzelfde snappen zodat we samen kunnen bouwen aan steviger kennis en een menswaardiger samenleving.

Vanuit een hoger niveau, waarin ik mezelf en andere mensen zie rommelen en worstelen, kan ik mezelf soms rustiger beschouwen als een klein deeltje in het geheel. Maar meestal is mijn aandacht gericht op wat ik nu weer tegenkom wat niet klopt en maak ik me daar druk over. Ik stel kritische vragen, schop tegen heilige huisjes en voel me vaak een buitenstaander die het anders ziet.

Over perfectionisme maak ik me niet meer druk. Het was een goed excuus voor de huisarts om het niet over persoonlijkheidspathologie te hoeven hebben en me toch naar een schematherapeut te kunnen sturen. Het is een gemakzuchtig label dat voorkomt dat mensen zichzelf of anderen grotere vragen stellen over wat er precies mis is met hun leefwereld. Als je groot denkt en tegelijkertijd heel gevoelig bent, dan is het niet snel goed en heb je het vaak moeilijk. Volg die onrust tot de bron en schop je heilige huisje om. Misschien wordt het dan wel prefect.

Eva de Hullu